Bij de bakker

Er wordt gebeld. Ik doe open en voor de deur staat ‘Frisbees John’, zo genoemd omdat hij zo graag voetbal speelt. Ook traint hij het meisjeselftal. Hier heb je een dubbeltje, zegt hij. Ga daar maar een ijsje voor kopen en laat me even alleen met je grote zus.
Daar kan ik dan net een stukje kroket voor kopen, antwoord ik, terwijl ik hem het dubbeltje snel uit de hand neem. Die kan ik dan hier in je gezicht uitsmeren.
Nu niet brutaal worden mannetje, bijt hij mij toe.
Wat nou John, zal mijn moeder ervan zeggen als zij hoort dat jij hier aan de deur stond?
Zijn gezicht wordt grijzer, dan het al is. Hij mag dan wel voetballen, maar .. . Gevat meent hij te zeggen: ik ben hier toch bij de bakker?
Ja hoor en ik ben dan wat er nog van hem over is zeker.
Hij grist mij het dubbeltje uit de hand en loopt snel weg.